Nagy Imre
NAGY  Imre

NAGY ImreNAGY Imre

Biografie:

Geboren: 7 juni 1896 (Kaposvár, Hongarije)
Overleden: 16 juni 1958 (Budapest, Kőbánya, Hongarije)

Belangrijk politicus, minister-president van Hongarije gedurende de Hongaarse Opstand in 1956.

Nagy Imre kwam uit een boerenfamilie. Zijn vader Nagy József (1869-1928) diende op een landgoed en werd later werknemer bij de telegrafische dienst van de provincie; zijn moeder Szabó Rozália (1877-1969) diende als dienstmeisje voordat zij trouwde. Het koppel kreeg, naast Imre, nog drie jongere zussen (Mária, Terézia en Erzsébet).
Hij verliet de middelbare school van Kaposvár op 15-jarige leeftijd (1907-1912), en raakte geïnteresseerd in het vak van slotenmaker. Hij werkte een tijdlang als assistent van een slotenmaker en schreef zich dan in het najaar van 1914 in bij de vakschool, eveneens in Kaposvár, om een goede opleiding als slotenmaker te krijgen.
Maar in 1915 moest hij tijdens de Eerste Wereldoorlog dienst doen als militair in het Oostenrijk-Hongaarse Leger. Nagy werd naar het Italiaanse front gestuurd, waar hij door de Russen gevangen genomen werd. Tijdens zijn krijgsgevangenschap leerde hij de communistische idealen kennen en sympathiseerde ermee. In 1917 wist hij te ontsnappen en schaarde zich tijdens de Russische Revolutie aan de zijde van de bolsjewieken (communisten).
Na de revolutie werd hij Russisch staatsburger en lid van de Russische Communistische Partij. In 1919 keerde Nagy naar Hongarije terug en werd staatssecretaris in de communistische radenregering van Béla Kun. Nadat deze op 1 augustus 1919 werd verpletterd en Budapest was ingenomen door de 'Witte Legers' van admiraal Horthy Miklós, vluchtte Nagy en ging hij in ballingschap in de Sovjet-Unie.
Op 28 september 1925 trouwde hij met Égető Máriá (1902-1978). Máriá was in haar jeugd gekend als lid van de sociaal-democraten en actief in de vakbeweging in Kaposvár, maar wilde feitelijk actrice worden. Nagy Imre ontmoette haar in een lezing en zou vlug met haar trouwen.
In 1927 werd hun enig kind geboren, een dochter Erzsébet (13 april 1927 – 29 januari 2008), die schrijfster en vertaalster zou worden, terwijl zij ook actief betrokken was bij het politieke leven. Erzsébet zou eerst trouwen met Jánosi Ferenc (1916-1968), met wie zij een zoon, Ferenc Jr. (1947), en een dochter, Katalin (2-11-1951), kreeg. Na het overlijden van haar echtgenoot zou zij in 1982 nog hertrouwen met Vészi János.

De familie van Nagy Imre...
Égető Máriá de echtgenote van Nagy Imre.

Nagy Imre, zijn echtgenote Égető Máriá en hun dochter Erzsébet, links in 1929 en rechts in 1938.

Nagy Imre, zijn echtgenote Égető Máriá en hun dochter Erzsébet, links in 1929 en rechts in 1938.

Égető Máriá de echtgenote van Nagy Imre.
Nagy Imre, zijn echtgenote Égető Máriá en hun dochter Erzsébet, links in 1929 en rechts in 1938.

Nagy Erzsébet met haar echtgenoot Jánosi Ferenc en hun zoontje Ferenc Jr.

Nagy Imre met zijn twee kleinkinderen, Ferenc Jr. en Katalin.

Kleindochter Jarósi Katalin samn met Orbán Viktor voor het ouderlijk huis.
Nagy Erzsébet met haar echtgenoot Jánosi Ferenc en hun zoontje Ferenc Jr.
Nagy Imre met zijn twee kleinkinderen, Ferenc Jr. en Katalin.
Kleindochter Jarósi Katalin samen met Orbán Viktor voor het ouderlijk huis, bij een herdenking op 4 november 2012.


Rajk László.
Rajk László.
Rákosi Mátyás.
Rákosi Mátyás.

Nagy Imre was tot 1944 werkzaam aan het Agronomisch Instituut van Moskou. Daarnaast studeerde hij landbouwkunde en werkte op een kolchoz. Na de bevrijding van Hongarije van de nazi's keerde Nagy naar Hongarije terug, waar hij bij een verzekeringsmaatschappij ging werken. Ook werd hij lid van het Politbureau van de Hongaarse Communistische Partij. In de voorlopige regering was hij minister van landbouw tot de verkiezingen van 1945 en werd als zodanig populair vanwege zijn rol in de landhervormingen. Daarna was hij nog enige tijd minister van binnenlandse zaken, maar de partij liet hem al snel vervangen door Rajk László die meer bereid was om zijn positie te misbruiken om politieke tegenstanders van de partij uit te schakelen. In 1947 werd hij parlementsvoorzitter. Nadat de communisten definitief de macht hadden gegrepen, kwam Nagy op een politiek zijspoor terecht omdat hij scherpe kritiek had op de gedwongen collectivisatiepolitiek in de landbouw van de stalinistische leider Rákosi Mátyás. Hij werd in 1949 afgezet als parlementsvoorzitter en lid van het politbureau. In datzelfde jaar kon hij, nadat hij 'zelfkritiek' had uitgeoefend, weer toetreden tot het Politbureau van de Hongaarse Verenigde Socialistische Arbeiderspartij (MSZMP). Van 1951 tot 1953 was hij vicepremier onder Rákosi.

Na de dood van Stalin verloor Rákosi veel van zijn krediet in de Sovjet-Unie en de Russen, meer specifiek premier Georgi Malenkov, dwongen hem op 4 juli 1953 het premierschap over te dragen aan Nagy. Rákosi bleef wel secretaris-generaal van de partij. Nagy begon meteen met een uitgebreid stelsel van hervormingen: de nadruk werd verlegd van de zware industrie naar de lichte industrie en de landbouw, de hoog opgeschroefde productienormen werden verlaagd, de koopkracht werd verhoogd door lagere prijzen en er werden op grote schaal nieuwe woningen gebouwd. De verplichte leveringen van de boeren aan de staat werden teruggeschroefd en een aanmerkelijk aantal van de collectieve boerderijen werd weer opgedoekt. Vele politieke gevangenen werden vrijgelaten en anderen postuum gerehabiliteerd, terwijl Péter Gábor, de voormalige leider van de ÁVO, de geheime dienst, tot levenslang veroordeeld werd. Ook werden er voorzichtige stappen genomen in de richting van een meer pluralistische politiek, waarin ook niet-communisten enige invloed hadden. In 1955 werd kardinaal József Mindszenty uit de gevangenis vrijgelaten en onder een minder streng huisarrest gesteld. Binnen de partij was echter de groep rond Rákosi nog steeds machtig en zowel Nagy als Rákosi hadden hun beschermheren onder de leiders in het Kremlin. Nikita Chroesjtsjov stond dichter bij de Rákosi-aanhangers, zoals Vjatsjeslav Molotov, dan bij de Nagy-gezinden, zoals Georgi Malenkov. Zijn overwinning in de Russische machtsstrijd leidde ertoe dat Nagy op 18 april 1955 met Chroesjtsjovs' toestemming werd afgezet. Een aantal maanden later werd hij zelfs uit de partij gezet.

Nagy Imre bij zijn regeringsverklaring in 1953.

Nagy Imre als redenaar.

Nagy Imre bij zijn regeringsverklaring in 1953.
Nagy Imre als redenaar.

 

Nikita Chroesjtsjov. Gerő Ernő. János Kádár.
Nikita Chroesjtsjov.
Gerő Ernő.
János Kádár.

In 1956 veroordeelde Nikita Chroesjtsjov tijdens een geheime rede bepaalde stalinistische leerstellingen, zoals de persoonsverheerlijking en de machtsconcentratie in één persoon. Als gevolg van Chroesjtsjovs rede vielen een aantal Oost-Europese communistische kopstukken van hun sokkels. De destalinisatie die zich in de Sovjet-Unie en de andere Oostbloklanden voltrok had ook haar weerslag in Hongarije, waar de roep om afzetting van Rákosi en terugkeer van Nagy en diens hervormingspolitiek steeds luider werd. Op 18 juli 1956 werd Rákosi, zogenaamd om gezondheidsredenen maar in werkelijkheid op bevel van Moskou, aan de kant gezet. Hij vertrok naar Moskou. Zijn opvolger, Gerő Ernő was echter ook iemand van de harde, stalinistische lijn en een aanhanger van Rákosi en de protesten bleven aanhouden. Wel werd Nagy, voornamelijk onder druk van Josip Tito, gerehabiliteerd. In oktober kwam hij terug in de partij. De kritiek op het beleid van Gerő nam toe. Niet alleen onder bepaalde kopstukken binnen de arbeiderspartij, maar ook onder de bevolking. Al gauw hoorde men leuzen als 'Weg met Gerő' en 'Lang leve Nagy'. In oktober 1956 veroordeelde de arbeiderspartij officieel de stalinistische processen en executies van vroegere partijleden en werden de excessen aan de kaak gesteld. Op 23 oktober 1956 gingen de mensen in Budapest de straat op om te demonstreren tegen het stalinisme en de Russische bezettingsmacht. De partijleiding van de MSZMP was bang dat de demonstratie uit de hand zou lopen en dat het Rode Leger zou gaan schieten op de demonstranten. Tijdens een spoedzitting van het Centraal Comité werd Nagy Imre opnieuw tot minister-president benoemd. Nagy stelde verregaande hervormingen in het vooruitzicht. Tijdens betogingen op 23 oktober 1956 werd Maléter Pál uitgestuurd om deze met geweld te onderdrukken, maar alras koos hij partij voor de arbeiders en studenten. Sindsdien was hij met zijn generaalsrang militair leider van de Hongaarse Opstand tegen de Sovjetbezetting.Op 25 oktober 1956 begonnen scherpschutters van de geheime dienst en Russische tanks op de demonstranten te schieten. De partijleiding van de MSZMP was zeer geschokt en dwong Gerő tot aftreden. De gematigde hervormer János Kádár werd partijsecretaris.

Nagy Imre samen met Tidy Zoltán en Maléter Pál.

Generaal Maléter Pál.

Nagy Imre tijdens zijn laatste radiotoespraak op 4 november 1956.
Nagy Imre samen met Tidy Zoltán en Maléter Pál.
Generaal Maléter Pál.
Nagy Imre tijdens zijn laatste radiotoespraak op 4 november 1956.

Nagy riep na zijn nieuwe aantreden als premier de bevolking aanvankelijk op om kalm te blijven en de wapens neer te leggen Hij beloofde een terugkeer naar de hervormingspolitiek van 1953-1955. Dit ging de demonstranten echter lang niet ver genoeg. Nagy was gedwongen te kiezen tussen het voeren van een harde lijn tegen de opstand of zich achter hun ideeën te scharen. Hij koos voor het laatste en op 27 oktober veranderde hij de samenstelling van zijn kabinet: alle stalinistische hardliners werden verwijderd en vervangen door niet alleen liberale communisten, maar ook leden van andere politieke stromingen, zoals de voormalige president Tildy Zoltán van de Partij van de Kleine Landbouwers. Nagy verklaarde te streven naar een 'Hongaarse weg naar het socialisme in overeenstemming met onze (de Hongaarse) waarden en de verbetering van de levensstandaard van de bevolking.' Nu gingen de ontwikkelingen snel: diverse politieke partijen en organisaties werden heropgericht, de staatsveiligheidsdienst werd ontbonden, 15 maart (de gedenkdag van de revolutie van 1848) werd een nationale feestdag en alle politieke gevangenen werden vrijgelaten. Op 29 oktober verlieten de Sovjettroepen Budapest en Nagy verplaatste de zetel van zijn regering van het hoofdkantoor van de partij naar het parlement. Op 30 oktober verklaarde Nagy dat hij vrije verkiezingen wilde houden en dat er 'zo spoedig mogelijk' met de Sovjet-Unie overlegd zou worden over het vertrek van de Sovjettroepen uit geheel Hongarije. De Sovjet-Unie vond echter dat Nagy veel te ver was gegaan en overwoog militair ingrijpen. Het vliegveld van Budapest werd op 1 november opnieuw door Sovjettroepen bezet en er kwamen meer in plaats van minder Sovjettroepen het land binnen. De regering-Nagy reageerde hierop door uit het Warschaupact te stappen en Hongarije tot neutraal land te verklaren. Hij riep de hulp in van het westen en de Verenigde Naties, maar verklaarde tegelijkertijd zijn intentie om de vriendschappelijke betrekkingen tussen Hongarije en de Sovjet-Unie te behouden. Op 2 november werd de regering opnieuw herschikt. Nog slechts 4 van de ministers waren communisten; alle belangrijke partijen waren vertegenwoordigd, ruwweg volgens de verhouding van de laatste parlementsverkiezingen van 1949. Hiermee waren ook de meer radicale opstandelingen tevreden gesteld en de Hongaarse Opstand leek succesvol beëindigd te zijn. De stakers besloten het werk weer te hervatten en de normale orde leek hersteld.

Enkele beelden genomen tijdens de opstand.

Enkele beelden genomen tijdens de opstand.

Enkele beelden genomen tijdens de opstand.
Enkele beelden genomen tijdens de opstand.


De Russische partijleider Nikita Chroesjtsjov en de andere leiders van Warschaupactlanden waren bezorgd dat de Hongaarse revolutie als een kettingreactie zou werken en hun regimes ten val zouden komen. Op 4 november 1956 viel de Sovjet-Unie Hongarije met tanks en legervoertuigen binnen. Het Hongaarse leger werd snel verslagen. Veel regeringsleden, waaronder Nagy, hadden gehoopt dat het Westen hen te hulp zou komen, maar dit gebeurde niet. De voornaamste reden hiertoe was dat het Westen bang was voor een Derde Wereldoorlog, maar de (economisch) belangrijkere Suezcrisis leidde ook veel van de aandacht van regeringen en publieke opinie af. Nagy en een aantal regeringsleden vluchtten daarop naar de Joegoslavische ambassade in Budapest. Kardinaal Mindszenty vluchtte naar de Amerikaanse ambassade. Kádár János had de kant van de Russen gekozen, want hij vond de Hongaarse hervormingen 'te ver gaan'. Formeel kwamen de Russische troepen Hongarije ter hulp op verzoek van een tegenregering, geleid door Kádár.
Nog diezelfde dag werd de nieuwe regering-Kádár in Budapest geïnstalleerd. Kádár werd secretaris van de arbeiderspartij en beloofde Nagy en de andere ministers dat zij veilig het land konden verlaten. Op 23 november 1956 verliet Nagy de Joegoslavische ambassade. Hij wilde in de klaarstaande auto stappen, maar werd door Hongaarse geheime agenten overmeesterd en gevangengenomen. Dit gebeurde overigens ook met de andere ministers. Enige tijd werd hij in Roemenië vastgehouden. Hij werd naar Hongarije teruggebracht en in een geheim proces werd hij met anderen ter dood veroordeeld wegens hoogverraad en poging tot 'omverwerpen van de democratische staatsorde'. Het proces was gewoon een farce. Op 17 juni 1958 maakte de Hongaarse regering bekend dat 'verscheidene vroegere regeringsleden waren berecht en dat een aantal terechtgesteld waren.' Onder de terechtgestelden, ter dood veroordeeld wegens 'hoogverraad en samenzwering tegen de volksdemocratie' waren Nagy, generaal Maléter Pál en Gimes Miklós, een journalist. Zij werden terechtgesteld in de tuin van de gevangenis. Hun lichamen werden in een primitieve doodskist begraven met hun gezicht naar beneden, gewikkeld in teerpapier en hun handen bijeen gebonden. De doodskisten bleven daar begraven tot 1961 toen ze verplaatst werden naar de Kozma-straatbegraafplaats (Kozma utcai izraelita temető). Het lichaam van Nagy Imre werd begraven onder de valse naam Borbíró Piroska.

De ambassade van Joegoslavië in Budapest waar Nagy Imre en andere regeringsleden hun toevlucht zochten. 15 juni 1958: de veroordeling van Nagy Imre en zijn metgezellen.
De ambassade van Joegoslavië in Budapest waar Nagy Imre en andere regeringsleden hun toevlucht zochten (nov. 1956).
15 juni 1958: de veroordeling van (vooraan van links naar rechts) Nagy Imre, Donáth Ferenc, Gimes Miklós, Kopácsi Sándor en Vásárhelyi Miklós en (midden achteraan) Maléter Pál.


Onder het regime van Kádár werd de Hongaarse opstand verzwegen. Kádár kwam in 1988 ten val en hervormingsgezinde communisten kwamen aan de macht. Onder hun bewind werd de Hongaarse opstand weer bespreekbaar. Op de dag af 31 jaar na zijn dood, op 16 juni, werden Nagy Imre, Gimes Miklós, Maléter Pál, Szilágyi József en Losonczy Gézá als 'martelaren van de revolutie van 1956' herbegraven op het kerkhof Rákoskeresztúri Új köztemetőben in Budapest X. Ker. 250.000 mensen woonden deze plechtigheid bij en nog veel meer volgden het op de televisie.

Op 6 juli 1989 maakte het Hongaarse Hooggerechtshof de volledige rehabilitatie van Nagy Imre en andere helden van 1956 bekend.
Ironisch is dat op diezelfde dag Kádár János overleed.


Herbegraving van Nagy Imre en zijn vier lotgenoten op 16 juni 1989.

Op het kerkhof in Budapest X. Ker neemt Nagy Erzsébet afscheid van haar gerehabiliteerde vader.

Herbegraving van Nagy Imre (midden) en zijn vier lotgenoten op 16 juni 1989.
Op het kerkhof in Budapest X. Ker neemt Nagy Erzsébet afscheid van haar gerehabiliteerde vader.

Cenotaaf voor Nagy Imre op het kerkhof Père-Lachaise in Parijs.

Het graf van Nagy op het kerkhof Rákoskeresztúri Új köztemetőben in Budapest X. Ker.

Cenotaaf voor Nagy Imre op het kerkhof Père-Lachaise in Parijs.

Het graf van Nagy op het kerkhof Rákoskeresztúri Új köztemetőben in Budapest X. Ker.


Postzegels uitgegeven door Griekenland in 1959.

Postzegel uitgegeven door Hongarije in 1996.

Postzegelvelletje uitgegeven door Hongarije in 1996 (Catalogusnr. Yvert & Tellier BL 237) .
Postzegels uitgegeven door Griekenland in 1959
(Catalogusnr. Yvert & Tellier 700).
Postzegel uitgegeven door Hongarije in 1996 (Catalogusnr. Yvert & Tellier 3575) .
Postzegelvelletje uitgegeven door Hongarije in 1996 (Catalogusnr. Yvert & Tellier BL 237) .

De woning, met gedenkplaat, van Nagy Imre gelegen in Budapest Orsó utca 43.

Gedenkplaat voor Nagy aan zijn woning.

De woning, met gedenkplaat, van Nagy Imre gelegen in Budapest Orsó utca 43.

De woning, met gedenkplaat, van Nagy Imre gelegen in Budapest, Orsó utca 43.

Het monument opgericht in herinnering aan de opstand van 1956 dichtbij het Parlement in Budapest.

Een standbeeld van Nagy Imre op een brug dichtbij het Parlement in Budapest.

Links het monument opgericht in herinnering aan de opstand van 1956 en rechts een standbeeld van Nagy Imre op een brug, beide dichtbij het Parlement in Budapest.
In december 2018 werd het standbeeld (met Nagy kijkend naar het Parlement) door de Hongaarse autoriteiten onder de regering van Orban Viktor van de brug verwijderd en herplaatst in de Jászai Mari tér.
De eeuwige vlam in Budapest herinnerend aan de opstand van 1956.

Een standbeeld van Nagy in Szeged.

De eeuwige vlam in Budapest herinnerend aan de opstand van 1956.

Een standbeeld van Nagy in Szeged.